Creatieve hoogbegaafden


Een hoog IQ maar geen herkenning op leergierigheid en makkelijke prestaties op school? Wellicht heb jij dan meer een voorkeur voor praktische of creatieve intelligentie.

 

In mijn praktijk kom ik vaak cliënten tegen die zich niet kunnen vinden in het traditionele beeld van hoogbegaafdheid, waarbij ‘graag en makkelijk leren’ centraal staat. Hoewel ze zich wel degelijk herkennen in de specifieke kenmerken van hoogbegaafdheid, hebben ze veel (zo niet alles) wat met school en opleiding te maken heeft als ‘nutteloos’ ervaren.

 

Ondanks hun gemeten hoge intelligentie konden ze niet goed meekomen en werden ze vaak als ‘dom’ bestempeld, wat sommigen helaas ook van zichzelf zijn gaan geloven. Zelfs speciale ondersteuning zoals verrijking en versnelling bood geen oplossing voor deze specifieke groep.

Het gevolg daarvan is dat een aantal van hen voortijdig gestopt is met school, geen diploma’s heeft behaald of al 10 jaar doet over het afronden van een scriptie. Met als gevolg een gevoelen van schaamte: ik heb toch dat hoge IQ, waarom ‘presteer’ ik dan niet?

 

Dit intrigeerde mij. Het antwoord is te vinden in de triarchische theorie van intelligentie van Robert Sternberg. Hij maakt daarin een onderverdeling van intelligentie in drie componenten: analytische intelligentie (gericht op analyseren en kennisverwerving), praktische intelligentie (gericht op leren door te doen) en creatieve intelligentie (leren door verbeelding, conceptueel).

 

Volgens Sternberg beschikt ieder mens over deze drie vormen van intelligentie maar hebben de meeste mensen een intrinsieke voorkeur voor een of twee van de drie. Met andere woorden: als je een meer analytische voorkeur hebt zul je dus liever ‘analytisch’ denken dan iemand met een voorkeur voor creatieve intelligentie.

 

Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het in gebruik nemen van een nieuwe apparaat. Iemand met een analytische intelligentie zal waarschijnlijk de gebruiksaanwijzing als uitgangspunt nemen. De creatief georiënteerde maakt zich een voorstelling van wat het apparaat allemaal kan door in zijn of haar hoofd de al bekende en nieuwe informatie te koppelen.

De praktisch georiënteerde begint direct aan alles knopjes te frummelen om op die manier uit te vinden hoe het apparaat werkt.

De praktische en creatief georiënteerden zullen indien ze er niet zelf uitkomen pas in tweede instantie de gebruiksaanwijzing (theorie) erbij pakken.

 

Een belangrijk inzicht uit deze theorie is dat de verschillende combinaties van deze intelligenties (welke staat er ‘vooraan’) bepalend kunnen zijn voor hoe iemand zijn of haar hoogbegaafdheid ervaart.

Een hoogbegaafde met een voorkeur voor analytische intelligentie gedijt over het algemeen redelijk goed in het (onderwijs)systeem, dat voornamelijk analytisch is. En iemand past daarmee in het gangbare beeld dat hoogbegaafden leergierig zijn en, met de juiste uitdaging, tot excellente prestaties op school kunnen komen.

 

Echter, mensen met een voorkeur voor creatieve of praktische intelligentie, of een combinatie daarvan, matchen vaak moeilijk of helemaal niet met het onderwijs systeem, met name omdat dat vooral analytisch is ingestoken en gericht is op het aanleren van routines.

 

Veel praktische georiënteerde hoogbegaafden zijn te vinden in de categorie ‘self made’. Zonder veel opleiding en ervaring hebben ze indrukwekkende stappen gemaakt waarvan de omgeving dacht dat het niet voor ze weggelegd zou zijn (wegens gebrek aan diploma’s). Ook hoogbegaafden die een ambachtelijk beroep kiezen, hebben vaak een voorkeur voor praktische intelligentie.

 

Creatief hoogbegaafden vormen eigenlijk de grootste risicogroep. Ze vallen vaker ‘uit het onderwijssysteem’ door de combinatie van hun hoge IQ een grote (prikkel)gevoeligheid én hun creatieve manier van denken (out of the box en heel associatief) die niet aansluit bij het lineaire systeem. Het zijn uitvinders, gericht op het bedenken van iets nieuws. Van een focus op routine en het bekende gaan ze ‘uit’.

 

Succesvolle intelligentie ontstaat wanneer iemand zijn intelligentie op alle drie de gebieden effectief kan toepassen. Reden te meer voor scholen om hoogbegaafde kinderen al van jongs af aan te stimuleren ook de andere intelligenties te ontwikkelen. Door het aanbod naast analytisch meer praktisch te maken en met ruimte voor ‘out of the box’ creativiteit.

 

Belangrijk dus om meer uit te gaan van een meer holistische benadering van intelligentie. Niet elke hoogbegaafde is ‘schoolslim’ en ‘hoog presterend’ in het onderwijs. Alleen dan krijgen alle soorten hoogbegaafden de ruimte om zichzelf te herkennen en te accepteren, in plaats van zichzelf als ‘dom’ of ‘niet hoogbegaafd’ te zien omdat ze ooit niet goed hebben gepresteerd op school.

 

Meer weten over creatieve hoogbegaafdheid? Luister hier mijn podcast!

 

Onderzoeken:

 

In het driewegmodel van Bertie Kingore worden een aantal algemene kenmerken van creatieve begaafden opgesomd.


Welke gevolgen niet-passend onderwijs heeft ten aanzien van creatief hoogbegaafden is in 2016 aangetoond in het proefschrift van Joyce Gubbels.

Link naar het onderzoek van Linda Silverman (Nederlandse vertaling) over visueel/ruimtelijk lerende leerlingen.